Maandelijks archief: januari 2022

Beestjes

‘Ja, naar de verdoemenis, naar het gesticht,’ zou Janus gezegd hebben. Ik passeerde zondag het pand, nu een glazen puist, tegenover mijn geboortehuis aan het Levendaal in Leiden. Op de ruit zit een sticker met ‘Alle beestjes helpen’.
Vroeger woonde Janus er met zijn broers Tinus en Dirk en met moeder. Janus zoop zich regelmatig een delirium tremens, een hersenvergiftiging door de alcohol, verkeerde dan dagenlang in een nachtmerrie en schreeuwde dat er beestjes over zijn lichaam liepen. Moeder spoot in de bijkeuken met ijskoud water zijn lijf vergeefs schoon. En nu siert dus genoemde spreuk de glaspui. Toeval bestaat niet.
Bij ons in de buurt ging de fles rond in hoog tempo. En al helemaal als de lonen handje contantje werden uitbetaald. De cafés en hoeren deden daar hun voordeel mee, niet moeder de vrouw thuis. Die kwam soms de messen inleveren bij de melkboer ‘voor het geval dat’. Ook was er dramadrankorgel Hegel, blind door het drinken van spiritus. Daar helpt geen filosofie of Alka Seltzer tegen.

Op latere leeftijd verzeilde ik ooit tijdens carnaval in Wellerlooi in de feestzaal. Onder de tl-buizen ’s middags om drie uur polonaise. Bier was brandstof. Leuk was het na een glas of vijftien toch wel. Minder vrolijk was vroeger bij ons in de achterbuurt de drinkende vrouw van de groenteboer. Hij stierf jong en zij spoelde dag na dag het verdriet weg. Wij stonden als flutventjes voor haar deur en riepen ‘vrouw Smits, vrouw Smits, d’r kut is uit de mode.’ Zij kwam dan huilend, lallend, vallend naar buiten om ons te verjagen.

Drank om te ontsnappen aan de armoede. Waar ter wereld niet? In New York stapte ik ooit op een man verscholen onder karton in de vrieskou. Hij merkte niets, de lege whiskyfles lag naast hem. Drinken om te ontsnappen, die verslaving werd er soms met de paplepel al ingegoten. Verderop in onze steeg kreeg de baby die huilde een speen die eerst in de jenever was gedoopt en daarna in de suiker. En eenmaal verslaafd, altijd verslaafd. Stoppen is vechten. ‘Ik ben een alcoholist die niet meer drinkt’, zei Gerard Reve ooit.

In Leiden waren de pilaren van de Pieterskerk tot op pishoogte afgedekt met lood, want het godshuis was in de Middeleeuwen nog des mensen en de mannen gingen voor hun plas niet naar buiten. Miljoenen voorbeelden zijn er van drankgebruik, -misbruik zo u wilt, door alle eeuwen heen. In Egyptische papyrusrollen van 3500 voor Christus werd al een recept voor wijn gevonden. Janus was de eerste niet.

Soms moet je zoeken naar cafébier. In Marokko, in Essaouira, moest ik kruip-door-sluip-door via haakse steegjes om terecht te komen bij een bar die vertaald ‘Kontgat’ heette. Eén mededrinker vond mijn aanwezigheid als lange blonde pottenkijker bij wat verhuld moest blijven niet leuk. Hij wilde keer op keer op mij af komen, maar eindigde na enkele passen in een spagaat waar Nadia Comaneci jaloers op zou zijn geweest. Het was er goed toeven met de andere gasten die lachten en me een goed glas aanboden.

Kent u ook de drang grijze dagen roze af te willen sluiten? Om even de boel te ontstijgen? In India karde ik jaren geleden honderden kilometers door een woestijn waar kortgeleden het groen nog welig tierde. Ik nam ’s avonds een glas. Kijk maar niet te vaak met open oog om u heen. De mens sloopt zijn nest, omdat hij is hoe hij is. En we zijn ons dat ook nog eens bewust. Dus ja, mag er af en toe wat vergetelheid zijn? Wel met de veiligheidspal erop. Geen beestjes.

Geplaatst in Spinsels Reacties uitgeschakeld voor Beestjes

‘No worries, mate’

Af en toe speelt een herinnering aan een geur me deze weken parten. Ik loop door de fijnstof van Leiden maar ruik dan zomaar eucalyptus. Die boom stond schuin voor het hotel in Melbourne waar ik jaren achtereen in januari bivakkeerde om verslag te doen van de Australian Open Tennis. Liep je binnendoor naar de Rod Laver Arena dan streelde de schone geur van eucalyptus de neus, al helemaal na een fikse bui, horend bij het ‘vier seizoenen in één dag’ dat deze hoofdstad van deelstaat Victoria kenmerkt.

Als mannetje van de radio mocht ik van 44 Grand Slams verslag doen. Elk Slam had zijn eigen karakter. En, ja, de Australian Open droeg alles in zich van het ‘no worries, mate’ waarvan de landsaard Down Under doordesemd is.
Terzijde: regels zijn regels is een ander facet van die aard en daar had Novak Djokovic, de weggestuurde titelverdediger, nu last van. Ik moet denken aan een voorval tijdens de ‘best Olympics ever’ in Sydney. Als de dag erop zat moesten duizenden fans met de trein van het olympische park terug naar de stad. Er vormde zich een Z-vormige slingerrij. Eén man dacht slinks te kunnen oversteken naar de volgende poot van de mensenfile. De correctie was niet alleen met woorden.

De Australian Open, Sydney, de Great Barrier Reef, het continent Australië, het biedt stof voor nog veel meer Spinsels. Dit keer cirkel ik om de zoetzure heimwee. Het leven vordert. De meeste aardappelen hebben we gegeten. Herinneringen vormen steeds meer het zout in de pap. U herkent dit? Verwijl erin, snoep ervan. Vergeet de strontzooi, laaf u aan wat de dagen roze kleurde. Iedereen heeft zijn eigen ‘memory lane’. Scharrel er regelmatig.

Ach, Melbourne. Viel de reis over te slaan, want ver weg is het, dan zou je er weer willen zijn  om in het warenhuis te luisteren naar de Central Clock die elk uur Waltzing Matilda bimbamt. Waar zou de man nu zijn die in de winkelstraat spelend op zijn Chinese viool melancholieke compensatie bood voor alle koopwoede? Het winkeltje waar ik ieder jaar kleertjes kocht voor de kinderen, ik zou er weer langs gaan en nu iets halen voor de kleinzoon.

De schroeiende zon. De rivier de Yarra waarin Jim Courier zijn triomfduik nam. De vlammen die tot schrik metershoog de lucht in werden gespogen pal naast het terras van het casino. Het concert van Elvis Costello, die zoals altijd slecht bij stem toch ontroerde. En dat dan aan het eind van een dag, die begonnen was met een ontbijt op de pier van St Kilda.

De dagsluiting met de collega’s vond plaats in de foyer van het Pullman en steevast werd na herhaald proeven vastgesteld dat Cascade zo’n slecht bier nog niet was. Dat waren de dagen. Aan al dit voorbije moois denk ik zolang de Australian Open loopt. Zelf open ik de middelste zondag een goede Cava. Als ritueel. Tijdens de veertien dagen van het toernooi gingen de medewerkers van het perscentrum ’s middags rond met bubbels. ‘Is dat wel goed midden op de dag?’, vroeg ik dan. ‘No worries, mate.’

Geplaatst in Spinsels Reacties uitgeschakeld voor ‘No worries, mate’

Handje helpen

Met een soepele draai dacht ik mijn fiets op de drager te tillen. We gingen op huis aan. Maar dat soepele speelde zich toch vooral in mijn hoofd af. Pijnscheut, fiets weer ter aarde en ikzelf bijna ook. Was het weer eens vergeten. Niet de leeftijd, nee, maar dat kurkentrekbewegingen met de rug er niet meer in zitten. Nog wel de radslag en salto uit stand, maar draaien, ho maar.

Dit zit zo. Er is een oorzaak. Er is altijd voor alles een oorzaak. Mijn draaiblokkade liep ik lang geleden op in een Zen-klooster. Niet ver weg, gewoon op Groningse grond. De dag begon er om vijf uur met ‘zitten’. Niet te doen, zelffoltering. Kansloze zaak bovendien om daarmee de geest te willen verstillen. Miljoenen jaren evolutie hebben ons alert gemaakt. Er kan altijd een roofdier in de bosjes liggen en, wat nog vaker voorkomt, een mede-aap, die denkt, jij jagen, ik eten.

In mijn laatste boek, Van veenbrand tot vreugdevuur, staat ergens de verzuchting ‘hoe laat het oog, altijd gericht op het vergroten van futiel ongemak, zich uitsteken’? Niet dus. Aard. Natuur. Genen. Een mantra reciteren, de ademhaling controleren, allemaal make-up totdat het doorloopt, maar uiteindelijk geen routes naar stabiele rust en geluk. Is niet erg, accepteren, we moeten niet koeien zijn die zich ergeren aan hun geloei.

In dat klooster kreeg je voor de ochtenduren een werkje. Ik moest de dorre bladeren op een hoop vegen, wat, het waaide veel te hard, twee uur lang een hopeloze zaak was. De zinloosheid kalmeerde de geest niet, wél kostte het mijn rug. Eén draai met de wervels, zoals gisteren en ik vertoef weer op die vergeefse missie naar wijsheid, geluk, tsja, wat zoekt een mens.

Ik ging er graag weer weg, niet alleen voor een goede massage van de rug, maar ook om te ontsnappen aan de benauwenis van alle, ongelukkige, zoekende zielen. En maar willen dresseren die bovenkamer en niemand die er zelf keihard om in de lach schoot.

Aan het eind van mijn retraite mocht ik een vraag stellen aan de meester. ‘Eerst stel ik vast’, stak ik van wal, ‘dat de Boeddha gelijk heeft met het teveel peilen in teveel mensenogen. Nu mijn vraag: wat doet de wijze dan? Zwijgt hij (altijd mannen die wegwijzers)? Spreekt hij afschuw uit? Of helpt hij een handje en verwijdert op zijn minst één pijl?’ Het antwoord vergrootte mijn vertrekwens. ‘Oh, hij zal de ene keer zwijgen, de andere keer spreken en soms ook helpen.’

Ondertussen stond ik daar met mijn fiets. Erfheer Jan kwam aanlopen en zei: ‘Ik zal je een handje helpen.’ Mijn rug blij, ik blij, Jan blij. Zo moeilijk is het allemaal niet.

Geplaatst in Spinsels Reacties uitgeschakeld voor Handje helpen

Verhalen

Het was nacht, het was nacht, het was midden in de nacht, toch hoorde ik geen vreselijke klap. Geen vlooien. De oudere jongeren onder u kennen dit liedje nog wel over vaders onderbroekie. Wél luisterde ik, gelegen onder het schuine dak van ons knusse huisje in De Achterhoek, naar de regen, roffelend op de golfplaten. Mooi, romantisch, je ligt lekker warm binnen terwijl het buiten giert.

Met regen veilig schuilen onder zeil (niet aanraken!), vond ik een grote charme van kamperen. Ooit, een halve eeuw geleden trokken we met een tent naar het toen nog bestaande Joegoslavië, naar de meren van Plitvicka Jezera. Wolkbreuken waren die jongensvakantie eerder regel dan uitzondering.

Avond, donker, wij boemelden de heuvels in. Noodweer, donder en bliksem! Het licht in de haveloze, nagenoeg lege trein viel uit. De ramen van de coupés stonden open en konden niet meer dicht. Hemelwater sloeg naar binnen. Wij waren aan het bier en genoten van het avontuur, maar toen een flitslicht dwars door de wagon sloeg werden we stil tot de stop in een klein bergdorp.

Niemand op het perron, volslagen zwart alles, nacht, geen hand voor ogen te zien. Wij sleepten ons ongelukkig met de gietijzeren tentstokken. Het hoosde en binnen vijf minuten waren we doorweekt tot op het hemd. Waarheen? Waar te slapen? In de verte zagen we een licht branden en, hoera, dat bleek de buitenlamp van een hotelletje te zijn!

Verkleumd en wel zagen we een bad! Hup, met zijn vieren erin! Dat trok de stenen kuip niet en barstte. Het water gulpte eruit. Drie vlogen met hazewindsnelheid terug naar de kamer, een van ons, meestal dezelfde, trok de stoute schoenen aan en speelde bij de eigenaar de onschuld. ‘Ik ging erin zitten en krak.’
Rasnjici en meer bier bracht ons in het belendende zaaltje weer bij de mensen. Klaverjassen. Maar er kwamen steeds meer mannen met geharde koppen binnen en allemaal draaiden ze hun stoel naar ons toe! We gingen alsnog boeten voor het gesloopte bad, dat stond vast. In angst legden we de kaarten neer toen een grote bebaarde Kroaat opstond. Hij liep op ons af en …. zette boven ons hoofd een krakkemikkig zwartwitteeveetje aan. Een wrede film over de bloedige Partizanenstrijd tegen de Nazi’s volgde.

De tent stond uiteindelijk op een helling met een hoek van 45 graden. Voor de niet-wiskundigen onder u, dan kun je beter niet me je hoofd naar beneden slapen, wat we dan ook niet deden. Daaraan dacht ik allemaal toen ik in de nacht van zaterdag op zondag de regen hoorde kletteren. Ook aan de vriend die á la David (velde Goliath) met zijn camerahoesje slingerde. Rits helaas nog open en met een fraaie boog vloog het toestelletje in de waterval!

Moest er vijftig jaren later nog steeds om lachen, dat was goed in slaap vallen. Vlak voor de overgave aan Klaas Vaak dacht ik nog: we moeten alle verhalen aan elkaar en de kinderen blijven vertellen. Niet alleen over hoe de oorlog is verdwenen en dan honderd malen wenen, maar ook de zonnige anekdotes, zoals deze over vriendschap, lachen, geluk in de regen.

(Spinsels het lezen waard? Delen? Graag!)

Geplaatst in Spinsels Reacties uitgeschakeld voor Verhalen

Extra jaren

Einde middag fietste ik gisteren mijn lievelingsrondje in de buurt van IJzerlo. Azuurblauw, koud, bloedmooi. In de diepte van de Achterhoekse coulissen nam de zon al afscheid. Je moest zo voor altijd door kunnen fietsen dacht ik ook nu weer. Maar niets is voor altijd. Dat werd benadrukt door een dode kraai die midden op het landweggetje lag. Ongewoon. Zou de dood moeten aankondigen, doodgraver kunnen zijn, maar heeft nu zelf zijn kraaienmars geblazen. Boven me cirkelden rouwende soortgenoten.

Als jochie heb ik een musje begraven bij de Plantage in Leiden. Tranen met tuiten. Ik weet nog waar hij ligt, of nee, lag, ook van de restanten resteert niets meer. Ach, de stille trom die voorbij kwam voorafgaand aan een te jong door een ongeval overleden soldaat. Huilen. Op de radio de melding dat paus Pius dood was. Huilen.

Later berusting bij het vergankelijke, minder snel emoties. Totdat Koossie Poes verstijfd in de schuur van de buren werd gevonden. Ai. Liefde verdraagt heengaan niet.

Zelf heb ik in de tijd dat het niet mee zat, de dood één keer ontmoet. Als vrouw. Vanonder haar kap monkelden de groene ogen van de veervrouw van de eenmalige oversteek. Uitnodigend stak ze haar arm uit, maar ik haakte niet in. Wie besliste dat voor mij?

Mijn bijna apathie waar het de onvermijdelijke afloop van het leven betreft ging enkele jaren geleden letterlijk en figuurlijk in rook op. In Varanasi, waar ik een tijdje vertoefde om te werken aan mijn boek Van veenbrand tot vreugdevuur, zat ik uren tussen de lijkverbrandingen op de trappen van Manikarnika Ghat. Toen de schedel van de man op de brandstapel pal naast me open barstte vloog het me aan. Door de zoons werd gezongen, de geest had kunnen ontsnappen. Zelf verliet ik ineens vol huiver alle grijs, alle as. Doodsangst.

Vorige week las ik in De kunst van het nietsdoen van de Japanse monnik Kenko (1283-1352) een interessante passage over de hemel die er alleen zou zijn voor de mensen die hem zich bij leven al voorstellen. Leuk, zo’n eeuwig vervolg, geliefden terug zien? Of benauwend, dat het nooit meer ophoudt?

Het heelal dooft ooit uit. U en ik ook, een stuk eerder. Het heeft allemaal niet zo’n nut kun je denken. Zelf raak ik meer en meer geboeid door de wereldberoemde Japanse prentkunstenaar, schilder, tekenaar Hokusai, die als 88-jarige na een zeer productief leven op zijn sterfbed zei: ‘Mocht de hemel mij tien jaren extra geven! Of vijf meer, dan was ik een echte schilder geworden.’

Geplaatst in Spinsels Reacties uitgeschakeld voor Extra jaren

Weten

Vlak bij ons huis ligt volkspark De Leidse Hout. Loop je er kriskras doorheen dan lijkt het een heel bos. Het park kwam er voor de Leidse bevolking, maar is nu het domein van welgesteld Oegstgeest, hardlopers, honden en hun bezitters. Als Jan Wolkers terug naar Oegstgeest kwam liep hij er ook vaak. Gisteren trof ik er weer eens de therapeut die er wandelsessies met cliënten doet. Mijn privésessie behelst het luisteren naar vogels. In het hertenkamp check ik altijd even of Poekie en Roekie, onze oude duiven er nog zitten, althans, hun nageslacht.

De laatste jaren is mijn stapgenoegen gelardeerd met iets nieuws. Bewondering en ontzag voor de bomen. Ik las erover. Weet nu dat de beuk genadeloos uitgroeit boven de eik om het licht weg te vangen. Dat de boom met matige wortels en vochttekort water krijgt van de boom ernaast. Want blijft hij in leven dan vormen ze samen een sterker schild tegen storm. Dat bomen kunnen horen en pijn voelen. Dat bomen waarschuwingssignalen afgeven. Een geheugen hebben. Rechten voor het dier? Dan ook voor planten en bomen?

Lezen, weten, het verandert de kijk. Gebeurt ook als je leest over wat ons functioneren bepaalt. Heb je kennis van de evolutie van het brein, durf je diep te gaan, dan wordt het oordeel mild.

Gisteren dreigde mijn humeur ondermijnd te worden door irritatie over alle geroeptoeter. Niet lezen, niet weten, toch veroordelen. Maar toen was er, genade, het koolmeesje dat me terug in het heden zong. ‘Vergeet die gepasseerde stations toch,’ riep hij me toe.
Ik gehoorzaamde. Alleen nog maar gewaar worden. Er doemde een gedicht op dat dit verwoordt. Ooit wandelend in natuurpark De Maasduinen genoteerd:

Zoete keerzijde

zachtgeel, rijk de aren, majesteitelijk uitbundig wuift het koren
met alle winden mee
rondborstig, parmantig, hoog in de boom zingen de vogels
zonder voorwaarden elkaar toe
in alle kleuren groen danken bomen en struiken
woordeloos de zon
wolken formeren zich eenmalig prachtig en nemen de bries
het uiteendrijven niet kwalijk

hier, nu, wandelend ondergedompeld worden
in alle schoons, hoor ik onbedorven getjilp
meemaken
zoete keerzijde van afweten
pad na pad, overgave
hoofd warm, hart vol, verstomd
geen vraag die open rijt
verzonken in heldere afwezigheid, een glimlach

Geplaatst in Spinsels Reacties uitgeschakeld voor Weten