Verhalen

Het was nacht, het was nacht, het was midden in de nacht, toch hoorde ik geen vreselijke klap. Geen vlooien. De oudere jongeren onder u kennen dit liedje nog wel over vaders onderbroekie. Wél luisterde ik, gelegen onder het schuine dak van ons knusse huisje in De Achterhoek, naar de regen, roffelend op de golfplaten. Mooi, romantisch, je ligt lekker warm binnen terwijl het buiten giert.

Met regen veilig schuilen onder zeil (niet aanraken!), vond ik een grote charme van kamperen. Ooit, een halve eeuw geleden trokken we met een tent naar het toen nog bestaande Joegoslavië, naar de meren van Plitvicka Jezera. Wolkbreuken waren die jongensvakantie eerder regel dan uitzondering.

Avond, donker, wij boemelden de heuvels in. Noodweer, donder en bliksem! Het licht in de haveloze, nagenoeg lege trein viel uit. De ramen van de coupés stonden open en konden niet meer dicht. Hemelwater sloeg naar binnen. Wij waren aan het bier en genoten van het avontuur, maar toen een flitslicht dwars door de wagon sloeg werden we stil tot de stop in een klein bergdorp.

Niemand op het perron, volslagen zwart alles, nacht, geen hand voor ogen te zien. Wij sleepten ons ongelukkig met de gietijzeren tentstokken. Het hoosde en binnen vijf minuten waren we doorweekt tot op het hemd. Waarheen? Waar te slapen? In de verte zagen we een licht branden en, hoera, dat bleek de buitenlamp van een hotelletje te zijn!

Verkleumd en wel zagen we een bad! Hup, met zijn vieren erin! Dat trok de stenen kuip niet en barstte. Het water gulpte eruit. Drie vlogen met hazewindsnelheid terug naar de kamer, een van ons, meestal dezelfde, trok de stoute schoenen aan en speelde bij de eigenaar de onschuld. ‘Ik ging erin zitten en krak.’
Rasnjici en meer bier bracht ons in het belendende zaaltje weer bij de mensen. Klaverjassen. Maar er kwamen steeds meer mannen met geharde koppen binnen en allemaal draaiden ze hun stoel naar ons toe! We gingen alsnog boeten voor het gesloopte bad, dat stond vast. In angst legden we de kaarten neer toen een grote bebaarde Kroaat opstond. Hij liep op ons af en …. zette boven ons hoofd een krakkemikkig zwartwitteeveetje aan. Een wrede film over de bloedige Partizanenstrijd tegen de Nazi’s volgde.

De tent stond uiteindelijk op een helling met een hoek van 45 graden. Voor de niet-wiskundigen onder u, dan kun je beter niet me je hoofd naar beneden slapen, wat we dan ook niet deden. Daaraan dacht ik allemaal toen ik in de nacht van zaterdag op zondag de regen hoorde kletteren. Ook aan de vriend die á la David (velde Goliath) met zijn camerahoesje slingerde. Rits helaas nog open en met een fraaie boog vloog het toestelletje in de waterval!

Moest er vijftig jaren later nog steeds om lachen, dat was goed in slaap vallen. Vlak voor de overgave aan Klaas Vaak dacht ik nog: we moeten alle verhalen aan elkaar en de kinderen blijven vertellen. Niet alleen over hoe de oorlog is verdwenen en dan honderd malen wenen, maar ook de zonnige anekdotes, zoals deze over vriendschap, lachen, geluk in de regen.

(Spinsels het lezen waard? Delen? Graag!)

Dit bericht is geplaatst in Spinsels. Bookmark de permalink.