Extra jaren

Einde middag fietste ik gisteren mijn lievelingsrondje in de buurt van IJzerlo. Azuurblauw, koud, bloedmooi. In de diepte van de Achterhoekse coulissen nam de zon al afscheid. Je moest zo voor altijd door kunnen fietsen dacht ik ook nu weer. Maar niets is voor altijd. Dat werd benadrukt door een dode kraai die midden op het landweggetje lag. Ongewoon. Zou de dood moeten aankondigen, doodgraver kunnen zijn, maar heeft nu zelf zijn kraaienmars geblazen. Boven me cirkelden rouwende soortgenoten.

Als jochie heb ik een musje begraven bij de Plantage in Leiden. Tranen met tuiten. Ik weet nog waar hij ligt, of nee, lag, ook van de restanten resteert niets meer. Ach, de stille trom die voorbij kwam voorafgaand aan een te jong door een ongeval overleden soldaat. Huilen. Op de radio de melding dat paus Pius dood was. Huilen.

Later berusting bij het vergankelijke, minder snel emoties. Totdat Koossie Poes verstijfd in de schuur van de buren werd gevonden. Ai. Liefde verdraagt heengaan niet.

Zelf heb ik in de tijd dat het niet mee zat, de dood één keer ontmoet. Als vrouw. Vanonder haar kap monkelden de groene ogen van de veervrouw van de eenmalige oversteek. Uitnodigend stak ze haar arm uit, maar ik haakte niet in. Wie besliste dat voor mij?

Mijn bijna apathie waar het de onvermijdelijke afloop van het leven betreft ging enkele jaren geleden letterlijk en figuurlijk in rook op. In Varanasi, waar ik een tijdje vertoefde om te werken aan mijn boek Van veenbrand tot vreugdevuur, zat ik uren tussen de lijkverbrandingen op de trappen van Manikarnika Ghat. Toen de schedel van de man op de brandstapel pal naast me open barstte vloog het me aan. Door de zoons werd gezongen, de geest had kunnen ontsnappen. Zelf verliet ik ineens vol huiver alle grijs, alle as. Doodsangst.

Vorige week las ik in De kunst van het nietsdoen van de Japanse monnik Kenko (1283-1352) een interessante passage over de hemel die er alleen zou zijn voor de mensen die hem zich bij leven al voorstellen. Leuk, zo’n eeuwig vervolg, geliefden terug zien? Of benauwend, dat het nooit meer ophoudt?

Het heelal dooft ooit uit. U en ik ook, een stuk eerder. Het heeft allemaal niet zo’n nut kun je denken. Zelf raak ik meer en meer geboeid door de wereldberoemde Japanse prentkunstenaar, schilder, tekenaar Hokusai, die als 88-jarige na een zeer productief leven op zijn sterfbed zei: ‘Mocht de hemel mij tien jaren extra geven! Of vijf meer, dan was ik een echte schilder geworden.’

Dit bericht is geplaatst in Spinsels. Bookmark de permalink.