Gistermiddag liep ik nog even langs de Goudkust. Klein extra slingertje maakte ik. Opzettelijk. Onlangs overkwam me in de laan tegen het kanaal aan iets aparts. Ik hoorde luid georeer. Door een gat in de haag kon ik een oudere man zien, die staande op zijn zeepkist een verhaal afstak over de evolutie en ons brein. Moeilijk, maar geen wartaal. Hij heeft er zijn eigen Hyde Park met nul toehoorders gecreëerd. Blocje bij me, het een en ander opgekrabbeld, komt nog in een Spinsel. Gisteren repte hij over het ophouden van de schone schijn, maar dat uit ons bijna wanhopige verlangen naar Kerstvrede een ontroerende schoonheid spreekt.
Ik wilde mezelf niet verraden, want ik ga nog vaker buurten bij mijn privéorakel, anders had ik ter ontnuchtering gevraagd of zijn boom nog stond. Ja? Dan heeft u geluk dat de Puinbooiers uw pad niet gekruist hebben. Vroeger woonde ik in de Haver en Gort buurt in Leiden en die werd deze tijd van het jaar op straat geregeerd door jong opstandig ‘tuig’ (goeie jongens uit wat toen nog een achterbuurt heette). Die gingen namelijk al vóór Kerstmis op kerstbomenjacht. Vanuit de achterhoede, daarin liep ik, die moest ook gedekt worden, zag ik hoe mensen een vers gekochte boom afhandig werd gemaakt. Na Kerst was het vechten tegen de andere buurten. Met meterslange katapulten werden enorme keien naar de vijand geschoten. Weg vrede. Maar ik denk eerlijk gezegd niet dat we het ooit tot de Goudkust in Oegstgeest geschopt hebben.
Als jongetje vond ik de kersttijd een hoogtepunt. Het begon al met het samen met moeder kopen van de boom op de Aalmarkt. ’s Avonds in de winterse kou erop af. Stond-ie recht? Stabiel kruis? Al uitval van naalden? Afdingen. De geur van die bomen kan ik zelfs hartje zomer nog moeiteloos oproepen.
Was de boom opgetuigd met ballen, een piek en veel engelenhaar dan volgde een ander hoogtepunt, het neerzetten van de stal. Dat werd aan mij als jochie toevertrouwd en het was een heel verantwoordelijk werk. Jozef achter Maria, de kribbe nog leeg natuurlijk en de wijzen uit het Oosten (Aghanistan? China?) op afstand.
De nachtmis, en dan vooral het samen zingen, riep een fijn gevoel van samenhorigheid op. Alleen al dat je als broekenmannetje, nadat je eerst iedereen bij het uitgaan van de kerk een zalig kerstfeest had gewenst, zo laat nog over straat mocht, dat was wat. Thuis begon dan bij kaarslicht het schranzen. Witte bolletjes, beschuitjes, stol met spijs, thee in het mooie servies. Daaraan vooraf was het heilige moment gegaan dat ik kindje Jezus in de kribbe mocht leggen. De wereld was gered. Jammer dat je groot groeit en er dan kille twijfel is. Maar, kom ik ook op terug, er zijn andere wegen naar goed voelen. Ja toch? Dat zou mooi zijn, als we ons met deze Kerst al is het maar één moment gezamenlijk goed konden voelen.