Beschouwt u het Academiegebouw aan het Rapenburg ook als een onneembaar bastion? Ik wel. Je fietst er langs en weet dat knappe koppen er kennis spuien die je als middenstandszoon boven de pet hoort te gaan. Maar nu kon je er zomaar heen. Even onder professoren, nou ja, onder aanstaande profs: studenten. Die gingen kletsen over dingen die vast zitten aan de vrijheid van meningsuiting. Het Cleveringadebat ging ik bijwonen.
Een kwartier voor aanvang is de grote gehoorzaal nog nagenoeg leeg. Een organiserende studente weet waarom: ‘Ik heb horen zeggen dat er vanavond zoiets als voetbal is op de buis.’ Laatste nippertje stromen de banken toch vol. Zullen wel veel hockeyers bij zitten. Om me heen kijkend taxeer ik de vaak blonde studiehoofden. Er zijn geen moslima’s te bespeuren. De aankondiging rept over ‘de keerzijde van de vrijheid van meningsuiting’. Jammer dat dan de groep die daar het meest mee van doen heeft het academische debat niet kan verscherpen met de praktijk van alledag.
Vertegenwoordigers van studentenclubs poneren een stelling, waar Hans Laroes (oud-hoofdredacteur NOS), Jaap de Jong (hoogleraar Journalistiek) en Bert Brussen (GeenStijl) iets over zeggen. Af en toe komt er een vraag uit de zaal. Allemachtig, wat kan men praten. Je zou bijna denken dat alle zelfbewuste formuleringen ook garant staan voor een gedegen inhoudelijk verhaal.
Dat laatste is niet zo. De eerste stelling komt neer op de vraag of iedereen journalist is. Stel: u bezoekt vanavond een homodisco en u kunt op uw mobiel vastleggen dat Dibi en Wilders niet van elkaar af kunnen blijven. Gauw de prent op Twitter en/of Facebook zetten, dan bent u de oude media (tv, radio, krant) voor. Ontpopt u zich daarmee als ‘volksjournalist’? Over dit non-onderwerp wordt gediscussieerd. Laroes erkent dat de media het alleenrecht op ‘breaking news’ kwijt zijn. Brussen, die schreef dat journalisten boven de 55 ontslagen moeten worden, dat zij tot de bedreigde diersoorten behoren en hen (van VN) betitelde als ‘schilferend fossielenvolk’, probeert heel burgerlijk dwars te zijn. Waar gaat dit over?
Stelling 3, daar kom ik voor. Je moet op een verantwoordelijke manier omgaan met de vrijheid van meningsuiting. Zelfcensuur op basis van goed fatsoen. Alles mogen zeggen behelst ook het recht op beledigen, zeker. Maar, zo merkt een ‘fossiel’ op, dat dient het debat niet echt. Ik wil nog verder gaan: schelden doet zeer. En, zegt pastoor Bakker, als je de ander verdriet, doe je ook jezelf tekort. Oh, ja.
Ooit zong ik met vriendjes voor de deur van een oude groentevrouw: ‘Vrouw Prins, vrouw Prins, d’r kut is uit de mode.’ Ik oefende het recht op beledigen uit, maar, sjonge, tot op de dag van vandaag schaam ik me voor die vlerkentaal. U herinnert zich vast ook een pijnlijke sneer of belediging.
Geert van der Varst, voorzitter van het organiserende CASSA, vraagt wat ik ervan vind. Ik ventileer mijn mening vol verantwoording: ‘Niet zo goed. Waarom bleven twee kerntaken van de oude media onbesproken: de onderzoeksjournalistiek om nieuws te achterhalen en de duiding, analyse van alle nieuws?’
Ik had er nog het nodige aan toe kunnen voegen, maar wilde vlug naar huis, naar Ajax, naar ‘zoiets als voetbal’. Bij de Blauwpoortsbrug rij ik bijna iemand van de sokken. ‘Teringmongool, je mot je licht aan doen, juh’. ‘Mag jij zeggen, schreeuw ik, vrijheid van meningsuiting, maar kan het niet wat vriendelijker?’ ‘Wat nou, juh, zal ik je een pomper op je muil geven.’ Wie de strijd niet wint met zijn mond, doet dat soms met zijn handen.
Oegstgeest, 26 november 2011
Theo Bakker