Oermoeder

Vanuit Gauhati (India) zouden we Nepal via Sikkim binnen gaan. Met onze bus vol witte, Westerse, zoekende jongeren. Begin jaren zeventig vorige eeuw. We reden een verkeerde bergweg op die smaller en smaller werd. Keren, oef. Of alle mannen achterin plaats wilden nemen om met hun kilo’s druk op de wielen te houden. Tien centimeter vooruit, tien achteruit, kijkend in een honderden meters diep ravijn in de Himalaya. Maar mijn ogen werden gevangen, liet ik vangen, door een vrouw die halfweg de helling onze toeren gadesloeg.

Met de neus uiteindelijk de goede kant op dronken we, nat van angstzweet, zoete thee, aten we kaakjes. En ik keek naar haar. Daar stond ze. Rijzig, stevige benen, met blote voeten op de stenen en het grind en met een baby op haar arm. Oerkracht, oermoeder, oerbeeld. Haar oogopslag was kalm. Nergens verheven, nergens onderdanig, warm. lief, nederig noch onaantastbaar. Dat beeld, die moeder! God de Vader zou, mocht hij ergens als ongekend kluizenaar verscholen gaan, God de Moeder moeten heten. Zou zeker. Want de Zoon zelf heeft het op de in 1945 in het Egyptische Nag Hammadi gevonden papyrusrollen over ‘God, mijn moeder’.

Ik keek en wist dat ik deze aanblik niet zou vergeten. Een foto van haar maken zou schennis zijn van haar kracht en schoonheid. Zij keek niet weg, maar terug, kalm, met een zachte glimlach op het licht glanzende gezicht. Haar zwijgen was sprekend. In haar ogen las ik alles, alle vragen.

‘Zoek je goedkeuring en erkenning?’
‘Huil je om de mens?’
‘Voel je je soms eenzaam, verdrietig, opgesloten in jezelf?’
‘Hoe ik dat weet? Omdat je man bent.’
‘Waaruit bestaat jouw geroffel op de borst?’
‘Het deel vrouw in je komt dat aan bod?’
‘Ja, ons samenleven is een verwoestende warboel en, ja, het is een mannending.’
‘Maar treur niet, zie in dat jullie slechts uitvloeisel zijn van de evolutie?’
‘Word verleid en verleid zelf. Bezoedel deze prachtige dans niet.’
‘Omarm de geliefde die jou door het leven draagt. Laat je wiegen.’

Ik denk nog vaak aan deze madonna hoog in de Himalaya. Haar vrouwelijkheid, de harmonie, zij en het kind, de zuiverheid, het weten. ‘Hoe kun je sterven als je jouw moeder niet gekend hebt?’, vraagt Goldmund aan Narziss in het gelijknamige boek van Herman Hesse.

Gaan we door de deur naar niets? Wie weet het? Maar is het een doorgang naar een andere dimensie dan hoop ik op Oermoeder bij de ingang.

‘Ook jij welkom, onwetende man. Je denkt mij nu pas terug te zien, maar ik liep altijd al naast je.’

Dit bericht is geplaatst in Spinsels. Bookmark de permalink.