het schemert in haar hoofd
gebleven zijn de vragen
haar gang was schone schijn
als een blinde door het doolhof
maar hij kwam en hij zag
en overwon haar liefdesangst
hij pakte haar hand
zij peilde zijn hart
en zei ‘kus me’
want zij wil alleen nog maar
zijn arm om haar wachtend lijf vol liefde
als de kinderen er zijn
speelt ze nog de krasse moeder
alsof niet het vuur
in het donker nasmeult
hij vocht een lange strijd
wilde niet bij haar vandaan
zij pakte zijn hand
en peilde haar hart
en zei ‘ga maar’
de boot ligt al klaar
voor haar tocht door het duister
het water ziet toe
hoe ze naar hem glimlacht
zij strekt haar handen uit
hij is jong en zij weer bruid
maar de stroom slokt hem op
en zij roept hem na
‘ik kom schat, nog even’