‘Ik wacht op je’

Help me! Help me toch van deze verdoemde strontwereld af!

‘They shoot horses, don’t they?’
En jij staat daar, mijn zogenaamde ‘meerdere’. Je kijkt, hufter, schoft, doet niets en trekt verder met het front.
Je mocht me al nooit.

Hoe snel zal ik mijn enige vriend in het regiment achterna gaan! Waarheen?

Spreken kon je al niet meer. Ik hield je vast in de kou van de vroege ochtend. De vraag in jouw ogen las ik. Ik zal je vrouw, Elena en zoontje, Boris, jouw liefde overbrengen.
Ik hield van je, Vladimir. Ik maakte nog een grap. Dat je achternaam Poetin had moeten zijn.
Een laatste grimlach.

Langzaam zal ook ik nu dood bloeden. De schutter deed wat hij moest doen.

En ik?
Ik volgde een leven lang.
Wat een waanzinnige klerezooi.
Waarom verliet ik de dekking?

Mijn moeder zei: ‘Doe het niet, ga niet in het leger. Jouw hoofd is goed, jongen. Studeer, wordt arts. Neem niet de kans op ooit.’

Maar ik gehoorzaamde mijn luiheid.

Zag hoe vader door het leven flaneerde. Drank, vrouwen en aanzien. Als mannetje rook ik vaak aan zijn uniform en liet de enorme pet over mijn hoofdje zakken.
De natie? Schijt aan de nationale zaak! Beroeps worden was mijn eigen doelloze doel.

Pijn. Verdomme. Pijn
Het buikschot kleurt het uniform roder en roder. Lang leve, lang verrotte ons ooit rode leger!
Dit kan duren. Mocht ik maar bezwijken. De geest geven. Aan wie?

Maar in alle helderheid trekt mijn leven voorbij.
Vanochtend hoorden we dat onze strijdmacht ‘met succes’ een kindertehuis had gebombardeerd. Vladimir pakte het fotootje van Boris erbij.

Nu wacht ik hier zelf op verlossing.
In mijn hand het briefje dat Vera me meegaf. ‘Ik wacht op je.’
Ik volgde de zinloze, wrede karavaan.

Als de verstandigen uit lafheid zwijgen, regeren de dwazen, waar las ik dat ergens?
Ik was een angstige, luie hond.
Geen slecht mens, alleen maar laf, lui, zelfzuchtig.

Pijnscheuten snijden door mijn darmen. Zelfverwijt. Mijn verdiende loon. In deze trage dood schuilt een afrekening.

Ooit las ik over bijna dood ervaringen. Witte poorten, vrede. Flikker toch op. Ik lig hier en huil. Schrijf eens een echt dood ervaring!

Ik was mijn bestaan niet waard.
Twee dagen terug doodde ik zelf een Oekraïense jongen. Hij vocht voor een zaak, de mijne was die van giftig zwijgen en volgen.

Dat Vera nog afscheid van me mag nemen, vraag ik U. Houd U voor één keer niet stokdoof! Laat me niet hier verrotten. Dat zij haar briefje in mijn hand mag terugvinden. ‘Ik wacht op je.’

Bestaat er een Wachtlokaal?
………

Dit bericht is geplaatst in Spinsels. Bookmark de permalink.