Mijn huis ligt niet stil, want in de Randstad. Er komen ook geen wandelaars langs, hooguit wat moeizaam schuifelende laanbewoners op leeftijd, soms met rollator. Maar het strand ligt mooi op spuugafstand. Ook daar ben ik dan wel nooit alleen, maar de zee is ruim.
Ooit ging de gang naar het strand, langs de uien van Rijnsburg en de verbrande schelpen van Katwijk – er staat nog een kalkoven – bij moeder achterop de fiets. Ik leunde tegen haar jurk, blauw met witte stippen. Helemaal lollig vond ik al dat zand niet, het schuurde maar in de wollen zwembroek. En te water zonder brilletje was ook geen vreugde.
Nu verheug ik me op een ommetje Katwijk-Noordwijk. Parkeren bij Het Wantveld. Op dat vlakke stuk duin, tegenwoordig een betonnen P-vlakte, werden netten geboet. Het vormt steevast mijn startpunt voor het verwaaien. Na de opgang naar rechts, links ligt de uitwatering van de Rijn.
Lopend richting Huis ter Duin denk ik terug aan de tijd dat ‘keun’ en ‘gast’ mooie Noordwijkse woorden waren. Gasten zijn er nog wel, keun is het dorp niet meer. De boulevard is zo gemoderniseerd, verramscht, dat ik altijd blij weer omkeer richting de Kattukers met hun ‘alles goed’.
Maar eerst maak ik een stop in een hippe strandtent die oogt als een bloemenkas. Om de taart, niet om de loungemensen of om de muziek. Te hard.’ Moet van de baas’, zegt het meisje dat met me afrekent. ‘Dat je de anderen niet hoort’. Daar heb ik niet van terug. ‘Zit iets in’, mompel ik.
Drieteenstrandlopers zie ik niet, wél meeuwen. Hier zijn ze thuis, te dulden. Ik sta stil en bewonder de kitesurfers met hun planken en sprongen. Binken zijn het met meiden aan hun gat. Aan het wereldrecord van Alex Caizergues, 104 km per uur, komen ze niet, maar mijn bewondering hebben ze. Naast me komt een Engels geklede man staan, type Oxford, maar hij spreekt gewoon Nederlands, zuiver zelfs. Kijkt me niet aan, zegt: ‘Die knapen denken de baas te zijn over golven en wind, maar ze zijn slechts te gast. Goed, ze springen en doen, maar ze zijn gast van de zee. Zoals wij gast zijn van miljarden jaren leven op aarde. Onze sprongen zijn hemelhoog denken we, maar liggen vast.’
Hij wacht het antwoord niet af en wandelt verder. Geen meiden aan zijn gat. De een leeft in de branding de ander in zijn hoofd. Ik sta verbouwereerd nog even stil. Een beetje knorrig. Mijn uitwaaien, het laten schoonspoelen van het hoofd door de branding is verstoord.
Vroeger was de eerste uitspanning in Katwijk, Het Wantveld, mijn stek om te verpozen, al was het maar om de Parijse soes. Nu de moderniteit ook hier heeft toegeslagen en de naam niet vooraf wordt gegaan door strandpaviljoen maar door Beachclub lonkt de stop minder. In de auto herproef ik het ‘gast van de zee’.