Samen met Richard Krajicek mocht ik in 2006 werken aan dit boek, waarin 12 iconen uit de Nederlandse sport praten over hun passie voor sport.
Met Leontien Zijlaard-van Moorsel, Rintje Ritsma, Lornah Kiplagat, Pieter van den Hoogenband, Esther Vergeer, Frank Rijkaard, Maarten den Bakker, Inge de Bruijn, Ruud Gullit, Lucia Rijker, Khalid Boulahrouz en Johan Cruijff mochten we lang en indringend spreken. Eraan werken was prettig. Het boek deugt.
Honger naar de Bal was bovendien gelardeerd met inzetjes van ‘mensen van naam’ van buiten de sport (Paul Witteman, Barry Hay, Paul de Leeuw, Marco Borsato ea) die kort hun fascinatie voor de sport en haar helden aangeven.
Via diverse kanalen is nog aan het weliswaar gedateerde, maar onverminderd interessante boek te komen.
Onderstaand ter indicatie het interview met Frank Rijkaard, dat eerder ook verscheen in het ter ziele Sportweek.
INTERVIEW FRANK RIJKAARD
‘Wat betekent voetbal voor jou?’
‘Voetbal is voor mij liefde voor de bal. Eigenlijk is voetbal terug gaan naar kind zijn. Als je een bal zag wilde je ‘m altijd uitproberen. Tegen een bal wil je schieten. Daar wil je mee bezig zijn. Nu heb je zilveren, met allemaal nieuwe moderne technieken gemaakt, maar de behoefte om een paar keer tegen díe bal te knallen, om daar mee te spelen, is er nog altijd. De bal blijft aantrekken. Daarin zit mijn grootste passie voor voetbal.’
‘Schuilt in de trainer van FC Barcelona nog de kleine Frankie die houdt van de bal?’
‘Verstopt wel. Want dat is de realiteit niet meer. Maar iedere keer als je het veld op loopt en de ballenzak wordt geleegd, heb je de onbedwingbare behoefte om die bal aan te raken. Het liefst zou je er meteen een pass mee geven. Het kind zijn, zit er nog steeds in. Maar dat breng je in banen, het heeft geen zin, het hoeft niet meer. Die spelers moeten hem raken. Je gaat ook niet meer rennen, want de spelers moeten trainen. Maar de aantrekkingskracht die de bal heeft is even groot als in mijn kindsjaren.’
‘Zitten er nog andere dingen in voetbal waarop je verliefd bent, bijvoorbeeld het tikken van de noppen als je de kleedkamer uit komt?’
‘Dat vind ik een fase verder. De bal is de basis. Kijk, als je later op een hoger niveau gaat spelen komen er allemaal randverschijnselen bij. Zoals een wedstrijd winnen, een goed gevoel met je teamgenoten, het volgende week weer een lekkere wedstrijd spelen, het tikken van de noppen, de geur van net gemaaid gras, dat komt er dan allemaal bij. Maar het zijn afgeleiden van de honger naar de bal.’
‘En voetbal als spel, ben je daar ook gek op?’
‘Ja, ik heb niets leuker gevonden dan een partijtje spelen. Het is je passie, dus is het ook zo dat veel wedstrijden je aandacht trekken, die wil je zien. Dat had ik al als jong ventje, in de huiskamer grote internationale wedstrijden volgen en dan intens meeleven. Ja, dat is liefde voor het spel, liefde voor het voetbal, maar het blijft een afgeleide van de oorspronkelijke motivatie en die zat en zit voor mij in spelen met een bal.’
‘Hoe ervaar je als trainer jouw passie?’
‘Het doen is heel anders. Ik kan als trainer blij zijn met een overwinning en ook met de opinie van sommige mensen, maar ik heb als trainer niet zo vaak voldoening. Je streeft altijd een utopie na. Als alles klopt zeg je, ja, zo zou het moeten. Maar dat gebeurt niet vaak en dat is een stukje frustratie. Tegelijkertijd is het een drijfveer.’
‘Zijn er momenten dat Barcelona speelt volgens jouw utopie?’
‘Dat gebeurt twee, drie keer per jaar. En dan is het ook snel weer weg, want dan komt de volgende uitwedstrijd tegen een op papier kleinere tegenstander. Je weet dat wordt héél anders. Al is het onvoorspelbare ook leuk. Mijn streven is het hoogste, wat natuurlijk niet altijd bereikt wordt. Maar dat neemt niet weg dat je met een overallview tevreden kunt zijn.’
‘Terug in de tijd. Ronald Spelbos heeft ooit gezegd: ‘Frank is een lieve jongen in een niet zo lieve wereld’
‘Ik snapte wat hij bedoelde. Ik kan mij voorstellen dat hij dat zo opvatte, maar het was niet helemaal zo. Ik ging nooit huilend naar huis bij wijze van spreken. Wél bepaalde ik aan wie ik me wilde hechten of niet. Als ik dat gevoel niet had, en dat was vooral in de beginjaren het geval, ook met Ronald, liet ik verstek gaan. Ik was nog geen prof in mijn doen en laten. Dat veroorzaakte deze uitspraken. Ik zei later altijd over mezelf: ik ben een geboren voetballer, maar een gemaakte prof.
‘Toen ik dat op enig moment door kreeg, sloeg ik een redelijk constante lijn in. Al die randverschijnselen, of dingen waar ik me aan ergerde, liet ik in de kleedkamer achter. Ik ging meer voor mezelf. Ik vind dat ik altijd een teamspeler ben geweest, maar ik ging voor mezelf en stoorde me niet meer aan mensen die ik niet zag zitten. Je kunt het lief noemen, dat niet reageren, maar bij mij was het gewoon mezelf omdraaien en denken: ‘Zoek het maar uit.’
‘Waar kwam dat omdraaien vandaan?’
‘Karakter denk ik. Ik neem afstand van dingen en mensen waar ik me niet in kan vinden. Dan mag dat van mij mooi door blijven functioneren, maar zonder mij. Ik heb mij daar altijd onafhankelijk in gevoeld. Als dat betekende dat ik van Ajax naar Groningen moest, kon mij dat niet schelen. Men noemde mij kwetsbaar. Dat was ik niet. Waar ik mij niet in kon vinden, liep ik het liefst van weg.’
‘Je keerde in 1987 Johan Cruijff bij Ajax de rug toe. Zelfde verhaal?’
‘Nee, dat mechanisme had ik toen al doorbroken. Ik vond het bij Ajax niet meer de juiste tijd en plaats voor mij. Ik wilde iets anders. Het functioneerde niet. Ik voelde me niet prettig in die situatie. Eigenlijk neem ik al mijn beslissingen mede uit een soort waardering en respect voor de mensen die ergens werken en voor de supporters die van die club houden. Als ik er niet voor de volle 100% achter sta, heb ik niet het recht om ergens te blijven. Dan ben ik hard voor mezelf. Dan maar een stap achteruit….’
‘Cruijff wilde van jou een leider maken. Foutje?’
‘Daar was ik toen nog niet klaar voor, nee. Maar ik praat nooit over fout of goed. Er is gedaan wat gedaan is. Nu praat ik met de ervaring van zelf coach zijn. Dus als ik het team richting wil geven en ik geloof heilig in iemand als leider, dan kun je daar op insteken. Maar gaandeweg kunnen dingen níet goed uitpakken of niet goed werken, dat ligt dan vaak aan twee partijen.’
‘Als je wegliep, konden ze je ook niet raken’
‘Nee. Dat sloot ik uit, zoek het maar uit, ik ga mijn weg wel. Het was eigenwijsheid. Maar als ik erop terugkijk, moest ik zo het vak leren. Weten dat het niet alleen liefde voor de bal was. Niet alleen met je vrienden op straat spelen, voor wie je wél door het vuur gaat. Ik moest leren dat je iets vertegenwoordigt. Op de eerste plaats jezelf, maar ook het publiek, de club en noem maar op. Dat je daarvoor de verantwoordelijkheid hebt om het beste in je naar boven te halen.’
‘Zijn er mensen die daarin een rol hebben gespeeld?’
‘In de eerste plaats ben ik dat zelf geweest. Als talent maakte ik op zeventienjarige leeftijd mijn debuut en ik vind dat ik daarna drie jaar lang heb lopen kwakkelen. Ik vond het wel leuk, maar aan de andere kant ook weer niet. Toen speelden we die wedstrijd tegen Bohemian Praag en die jongens waren agressief. De Mos zei dat je met Rijkaard de oorlog niet kan winnen. Dat vond ik wel een goeie. Ik was sterk, groot, maar deed ik er alles aan op dat moment? Nee, omdat ik niet genoeg geraakt was door de hele ambiance. Toen heb ik voor mezelf de beslissing genomen, ambiance of geen ambiance, ik probeer het beste uit mezelf naar boven te halen. Ik wist dat ik ook nog mindere wedstrijden ging spelen, maar ik wilde na afloop minimaal kunnen zeggen dat ik er alles aan had gedaan. Met die mentaliteit heb ik in de regel nooit meer problemen gehad. Als ik nog eens slecht speelde, had ik daar vrede mee.’
‘Houd jij van Ajax?’
‘Uh, ja, ja.’
‘Maar ‘wíj zijn de beste’ en Amsterdamse branie passen niet bij jou’
‘Ik houd van spel met bravoure. Dat flitsende, die filosofie van Ajax dat ze op hun manier willen spelen, daar houd ik van, maar ik heb niks met schreeuwen dat we de beste zijn, dat moet je gewoon laten zien. Voor iedereen met een verleden bij Ajax is dat een belangrijke periode van zijn voetbalcarrière. Ik zelf denk eerder aan De Meer terug, aan Sjakie Wolfs, met mensen dicht erop. Het is een deel van jezelf, logisch dat je daar sympathie voor voelt.‘
‘Toen je weg ging bij Ajax, hoe was je er toen aan toe? Depressief?’
‘Echt niet. Ik ben bewust gestopt. Mogelijkheden zat waren er om terug te keren. Drie wedstrijden spelen en de mensen zijn het vergeten, maar dat wilde ik niet. Ik was er klaar mee en bereid concessies te doen. Bij Haarlem spelen? Ook goed. Ik zag wel waar ik uit kwam. Het was een beetje in het diepe, heel onbevangen.
‘Het enige waar ik in die tijd niet mee uit de voeten kon was de media-aandacht die het met zich meenam. Veel mensen die zeiden en schreven dat je labiel was en zus en zo. Dat las ik liever niet, want ik vond het allemaal gezwets. Niet terecht vond ik dat toen. Ik wilde juist rustig mijn weg gaan en niet dat mensen me gingen nawijzen of aankijken. Dat was vervelend, maar ook dat wende.
‘Als mens was ik er dus niet slecht aan toe. Maar als sportman zat ik op dat moment in de duisternis. Ik speelde niet! Ik heb toen zes, zeven maanden niet gevoetbald. Dat is niet goed voor je carrière. Maar ik heb het sporter en mens zijn altijd goed kunnen scheiden. Je doet je best en het gaat zoals het gaat…’
‘Tijdens dat gewonnen EK kende het chauvinisme, het nationalisme geen grenzen. Een beetje ‘te’?
‘Zelf waren we ervoor afgeschermd. Thuis speelde dat meer. Je zat in dat kamp, je ging voor het hoogst mogelijke, je deed je werk, maar ik vind Nederland wél een klein landje dat groot is in het vieren van overwinningen. Nee, niet ‘te’, gewoon leuk. Het heeft veel weg van gezelligheid.’
‘Heb jij bij AC Milan geleerd om de spotlights te accepteren?’
‘Op werkgebied wel, ja. Hoewel ik het altijd zoveel mogelijk ontliep. Ik ging er enigszins schichtig mee om. Een beetje er tussendoor fietsen. Eigenlijk ging dat heel natuurlijk omdat ik Ruud en Marco als bliksemafleiders rond had lopen. Die maakten het mij makkelijker om te functioneren zoals ik wilde.’
‘Wat heeft AC Milan jou gebracht?’
‘Als mens ervaring. In het buitenland werken en wonen. En ook het redelijk succesvol zijn, dat was een toegevoegde waarde. Maar was het níet succesvol geweest, had ik óók gezegd: de ervaring. Ander land, ander werk, andere cultuur andere mensen. Maar succesvol zijn is wél het uitgangspunt, dat geldt voor iedereen die in het buitenland gaat wonen of werken. Dat doe je alleen om jezelf te verbeteren. Voor de een telt het financiële meer dan voor de ander, maar je gaat om je te verbeteren.’
‘Jouw eerste associatie met het WK van 1990?’
‘Dat gedoe met Völler is mij natuurlijk altijd blijven achtervolgen. Ik werd er tegen Duitsland uitgestuurd en dat werd op niet zo elegante wijze in beeld gebracht. Door het intreden van de camera’s die alle hoeken van het veld filmen, kwam het overduidelijk in beeld, maar daar dacht ik op dat moment niet over na.’
‘Sport kan ook mindere kanten in mensen naar boven halen?’
‘Zo heb ik dat niet gevoeld.’
‘Geen schaamte voor het spuugincident met Völler?’
‘Nou, ik vind het geen reclame. Het zijn niet de prettigste beelden om terug te zien. Kijk, ik ben de eerste om te zeggen: fout geweest, klaar, accepteren, ervan leren en niet meer doen. Maar dit is ook wel iets wat in me zit.’
‘Wat zit in jou?’
‘Nou, dat nogal heftig reageren als ik vind dat er onrecht in het spel komt. Als kind deed ik dat met een knokpartij, maar dit zag iedereen. Het is iets dat erin zit. Maar ik was wél de eerste die zei: ‘Niet goed geweest, je excuses aan Völler aanbieden, leren en doorgaan.’
‘Drift?’
‘Ja, maar die probeer ik natuurlijk altijd te onderdrukken.’
‘Maar de emotie van het spel haalt hem er wel eens uit?’
‘Ik weet niet of het de emotie van het spel is. Het is meer de emotie die je zelf hebt.’
‘Wat ervoer je op dat moment als onrechtvaardig?’
‘Ik kreeg mijn tweede gele kaart en dat zou mij een schorsing opleveren. Terwijl ik hem níet geraakt had. Völler maakte een duikeling, terwijl er 50 centimeter tussen zat. Ik hield in, wilde mijn tackel inzetten maar zag dat hij te ver was. Hij duikelde en dat vond ik nog niet eens zo erg, want dat was slim, dat uitlokken, maar hij stond op en zei dat ik een kaart moest krijgen. En toen kréég ik hem, terwijl ik niets gedaan had. Verder was het een optelsom. Het liep toch al niet zoals het moest lopen, dat hele toernooi niet, dus er kwam een behoorlijk stuk frustratie uit. Nou ja, voor hetzelfde geld haal je wél uit en was het misschien nog erger geweest allemaal.’
‘Jullie waren bij dat WK niet professioneel genoeg. Beenhakker geaccepteerd in plaats van Cruijff’
‘We waren te bleu, te onervaren, te jong. Het overviel ons. Ten eerste die stempartijen over de bondscoach, daar had ik een waanzinnig slechte smaak van in mijn mond. Werd het daarna ook nog gepubliceerd, walgelijk. Ik vond dat stemmen verantwoordelijkheid afschuiven door de bond. Kon Libregts worden ontslagen. Ja, wij hebben ons laten misbruiken, maar je wist niet wat je nu wél weet.’
‘Jouw eerste gedachte bij 1990 is ‘Völler’ en niet ‘gemiste wereldtitel’?’
‘Nee, want we waren er niet. We waren niet goed genoeg als team. Ik was daar gefrustreerd over, daarom heb ik daarna bedankt voor het Nederlands elftal. Niet tevreden met mezelf, niet tevreden met hoe we dat toernooi hadden gespeeld. Toen dacht ik: als je er niet meer achter staat, moet je het niet meer doen. Daar vind ik het Nederlands elftal té belangrijk voor. Dus ben ik bijna twee seizoenen gestopt.’
‘Rinus Michels heeft je in een goed gesprek over de streep getrokken. Vond men je weer labiel.’
‘Niet in één gesprek, Hij heeft mij meerdere keren benaderd en ik heb gezegd dat ik het niet deed, omdat ik teveel respect had voor het Nederlands elftal. Dat het geen duiventil is, waaruit je weggaat om daarna gewoon terug te komen. Michels is naar Italië gekomen en hij zei: ‘Het is moedig als je zo’n beslissing neemt, maar het is nog véél moediger als je er op terug durft te komen, wetende dat sommige mensen zullen zeggen: ‘labiel, die Rijkaard’. Maar ook wetend dat je daar boven staat en dat je het toch durft te doen.’
‘Dat raakte mij. Ik dacht: ik heb maling aan alles en iedereen, als ik iets wil dan doe ik het, wat iemand ook zou kunnen zeggen. Michels heeft mij laten inzien dat je standpunten verdedigen een groot goed is, maar dat het soms moed vereist om van een ingenomen standpunt af te wijken. Kijk, het was voor mij rustiger en makkelijker geweest om het níet te doen.’
‘Keerde je terug naar Ajax om iets recht te zetten?’
‘Nee, niets ‘recht zetten.’ Ik wilde nog spelen en vond Ajax op dat moment voor mij de grootste uitdaging, omdat het thuis was in Amsterdam. We kennen allemaal de Amsterdamse mentaliteit. Als je daar twee wedstrijden geen bal raakt, word je geslacht door je eigen vrienden, door álles. Ik vond dat belangrijk voor mij, dat was iets dat mij zeker wakker zou houden. Dat was ook zo. Ik had ook bij een clubje aan het strand kunnen gaan spelen, vond mijn vrouw veel interessanter, maar met mijn karakter, zou het zijn uitgegaan als een nachtkaars. Ik wist: mijn familie, mijn broer, die zitten allemaal boven op Ajax. Het was voor mij de moeilijkste weg, maar uiteindelijk ook weer de makkelijkste om die drive te hebben en te houden.’
‘Ben je altijd bewust met je lichaam bezig geweest?’
‘Nee, niet echt. Ik denk dat ik uit mijn lichaam meer had kunnen halen. Met voedingssupplementen en de juiste krachttraining had ik misschien mijn lichaam sterker kunnen maken. Dat ik dat niet deed, was gemakzucht. Als het je gemakkelijk af gaat zónder, waarom zou je het dan doen?’
‘Edgar Davids heeft gezegd: ‘Mijn lichaam is de tempel van mijn ziel’. Kun je daar wat mee?’
‘Dat begrijp ik wel. Edgar leest graag dat soort literatuur. Dan is dat een zin waarin hij zich kan vinden. En het is niet alleen een mooie zin, hij benadert het ook zo. Hij doet veel om zijn lichaam strak en in conditie te houden.
‘Zelf gebruik ik mijn lichaam als alarmsignaal. Voel ik dat ik maar weer eens wat moet gaan doen: bewegen, rennen, fitness, rondootje meedoen, elke dag een beetje bewegen. De geest is sterker dan het lichaam, maar als ik weer een beetje in beweging kom, voel ik me ook beter als trainer, fitter.’
‘En dat rokerskuchje is geen signaal?’
‘Nee, dat heb ik niet. Maar ik krijg wél dagelijks het signaal dat ik ermee moet stoppen. Het is me nog niet gelukt daarnaar te luisteren.’
‘Toen je gestopt was als voetballer had je die BV in onderbroeken. Waarom noemde je die Het Zwarte Gat?’
‘Ironie. Van dat zwarte gat had ik geen last, van die BV wél. Ik deed het ook niet om los te komen van het voetbal? Na mijn carrière ging ik juist vaker naar wedstrijden dan tíjdens. De link met voetbal heb ik altijd gehouden. Die passie zorgde ervoor dat ik mij opgaf voor de trainerscursus. Dat is de omschakeling geweest. Uiteindelijk ben ik trainer geworden om mezelf te prikkelen. Je moet toch voorop lopen, het voortouw nemen, de aandacht kanaliseren, allemaal dingen waar ik niet van houd.’
‘Het voorop lopen dat Cruijff ooit van je wilde, maar waar je niet aan toe was, zit in het trainersschap’
‘Ja, dus voor mij is het een dubbel grote uitdaging geweest. Het trainer worden had een behoorlijke impact op mijn mens zijn. Dit is het moeilijkste voor mij. Maar ik heb altijd de moeilijkste weg genomen. Dat geeft dan juist mijn eigen motivatie een vaart.’
‘Waarom durfde je bondscoach te worden?’
‘Op de eerste plaats ben ik niet bang om te verliezen. Sportief gezien. Als ik maar iets met de volle overtuiging doe.’
‘Dat is geen reden om ja te zeggen’
‘Ja, maar goed, ik kreeg wél het vertrouwen van mensen die ik hoog had zitten, Michels en Cruijff. Hun advies was: doen! Dat gaf iets van ‘en nou ga ik het doen ook’. Maar ik begreep de mensen die zeiden: ‘Ho, wacht even, er komt veel bij kijken.’ Daar ben ik op mijn eigen manier mee omgegaan. Ik heb mensen met veel ervaring om mij heen verzameld, dat functioneerde wel. Is iedereen in de begeleidingsgroep onervaren, dan is dat lastig. Maar als de manager goed is en je hebt een ‘Nees’ erbij, een Doesburg, een Krol, dan wordt het weer voetbal en kun je dat kanaliseren en op het elftal los laten.’
‘Maar een goed paard is nog geen goede ruiter’
‘Daar kan ik mij best in vinden. Maar alles heeft zijn vóór en tégen. Er is helaas geen definitie van het coachschap te geven. Dat is vaak des te vervelender voor diegenen die dat wél verkondigen, dat het een vak is dat je stap voor stap moet leren. Komt er een jonge bondscoach, en heb het dan nu even niet over mezelf, en die doorbreekt ál die regels. Dat is frustrerend voor die mensen die dat niet goed vinden. Enfin, het gaat zoals het gaat. De een straalt het wél uit en krijgt het wél voor elkaar, de ander niet. Maar het is wel een zekere slimheid om de juiste mensen om je heen te verzamelen.’
‘De bal bij Sparta is dezelfde als bij AC Milan of FC Barcelona?’
‘Ja, ja. Alles is op verkleinde schaal, maar het komt op hetzelfde neer, je moet in de kleedkamer werken met de mensen. En de liefde voor de bal is gelijk.’
‘Je was bij Barcelona geen eerste keus’
‘Nee, maar dat was terecht. Het kwam ook voor mij als een verrassing, hoor. Heb ik weer die afweging gemaakt. Waarom wél, waarom niet. Wil je het? Ja? Doe het dan!’
‘Je wist dat je weer met Cruijff te maken zou krijgen’
‘Nou ja, ik heb altijd in mijn achterhoofd gehad dat mede door de invloed van Johan mijn naam hier is gaan opspelen, anders kan ik het zelf ook niet verklaren. Bang dat hij over mijn schouder ging meekijken was ik niet. Het gekke is dat we na dat ‘moment’ in het verleden elkaar nog ettelijke keren zijn tegengekomen en ik moet eerlijk zeggen dat ik altijd veel respect voor Johan heb gehad. Ten eerste als voetballer: ik heb met hem gespeeld en dat was een geweldige ervaring. Vervolgens als trainer, alleen heb ik op dat moment voor mijn eigen weg gekozen en was dat moeilijk in het begin. Daarna ben ik mezelf geweest en heb ik nooit ‘hard feelings’ richting Johan gehad.
‘En wat dat over de schouder meekijken betreft: als Johan iemand ergens neer zet, heeft hij daar vertrouwen in. En kent hij natuurlijk de karakters van de mensen die er zitten. Ik heb veel respect en waardering voor hem en het is een groot goed dat we die vriendschap zo hebben. Ik herken nu veel grootmoedige karaktereigenschappen bij hem. Hij wíl gewoon de ervaring overdragen en noem maar op. Dat is prachtig.
‘Johan weet hoe ik ben. Maar hij weet ook dat ik interesse in hem heb, dat ik af en toe wil horen hoe híj dingen ziet. Sommige mensen denken dan dat het over het elftal gaat en over het aankoopbeleid, dat hij zegt ‘nu dit en nu dat’, maar zo werkt het niet. Dat is iets wat ik nooit zou kunnen doen, dat is iets kopiëren. Hij begrijpt dat.’
‘Geeft de komst van Van Bommel jullie verhouding goed weer?’
‘Ik wil het niet over namen hebben. Ik herhaal alleen maar dat Johan níet aangeeft wat er moet gebeuren. Hij heeft wel overal zijn mening over, maar dat is goed.’
‘Aan trainer van Barcelona zijn kleven dingen waaraan jij een hekel hebt. Media-aandacht, konkelende bestuursleden, voorop lopen, enzovoort.’
‘Met de roem kan ik redelijk omgaan, dat had ik als speler al naast me neer gelegd en het zei mij ook niet veel. Ik kan intens blij zijn met een overwinning of een goed gespeelde wedstrijd, maar die verering van sporters zie ik helemaal niet zitten. Maar ik ben niet gek, ik weet hoe het functioneert. Het gaat niet om mij op dat moment, het gaat om de functie die ik vertegenwoordig. Kan ik goed scheiden, heb ik geen moeite mee, geen last van. En die andere zaken, zegmaar de moeilijke momenten, dat is juist een van de redenen waarom ik het ben gaan doen. Om mijzelf te prikkelen. Ergens achter staan, ergens voor staan, de leiding nemen op mijn manier, blikpunt zijn, richtpunt, aandacht op zaken vestigen, delegeren, tot rust brengen, aanmanen.’
‘Je ziet veel andere trainers die natuurlijk ook de geijkte problemen van het werk hebben, maar dat zíjn echt trainers. Voor hun is trainer zijn iets als boodschappen doen in de supermarkt. Voor mij is wat ik doe moeilijk.’
‘Er als mens beter van worden, is dat de uitdaging?’
‘Ik vraag me altijd af, gescheiden van voetbal, of het functioneren in de sport je helpt groeien als mens. Het is zo dat ik er weerbaarder door word. Dat ik ook langer ergens voor knok, standvastiger ben in dat opzicht. Ik zou ook ergens op een terrasje kunnen gaan zitten, maar nee, ik wil dít. Het is voor mij de grootste uitdaging.’
‘Ik weet niet wat de uitkomst is, maar ik heb wel het idee dat ik het probeer. Nee, dat is niet iets dat mijn vader en moeder mij meegegeven hebben. Het komt uit mezelf. Kijk, de passie voor de bal blijft de basis. Maar als mens zegt iets in mij dat ik dit moet doen. Ik moet op tafel gaan staan en zeggen wat ik ervan vind. Dat deed ik vroeger nooit, dan ging ik lachen als er iemand op de tafel stond, grappen erover maken. Dat was de gemakkelijkste weg, dat kon ik mijn hele leven blijven doen, maar dan heb je niet geprobeerd te ervaren hoe het is om voorop te gaan.’
‘Of ik nadenk over mijzelf en het leven? Bij tijd en wijle wel. Ik denk dat alle ervaringen die je als mens opdoet en alle omstandigheden die je opzoekt je kunnen prikkelen en bijdragen aan je ontwikkeling. Het voetbal op zich helpt daar niet bij, dat komt neer op achter een bal aanrennen. Maar wél alles wat erbij komt kijken, wat je meemaakt. Andere landen, andere mensen, wonen en werken in andere culturen, dat verruimt de blik, dat heeft vormend gewerkt tot nu toe.’
‘Lees jij over dit soort zaken?’
‘Absoluut. Ik heb zóveel boeken gelezen, over zelfontwikkeling maar ook zweverige en esoterische boeken, over enneagrammen, astrologie, numerologie, al dat soort dingen trekken mijn aandacht.’
‘Neem de astrologie. Haal je daar iets uit?’
‘Ja, ja. Dan heb ik het niet over het lezen van een oppervlakkige horoscoop. Maar als je verder gaat in de astrologie of numerologie dan is het wel zo dat er heel wat raakvlakken zijn bij mensen die op dezelfde dag geboren zijn, of die een bepaalde naam hebben, of in een bepaalde stad geboren zijn. Dan zitten er globaal, qua basis, dezelfde karaktereigenschappen in, al kan er veel bijgestuurd worden door je omgeving, of noem maar op. Maar je haalt er heel wat uit, ja.’
‘Numerologie trekt me nóg meer, net als enneagrammen. Maar ik moet erbij zeggen, ik doe het vluchtig. Ik lees zo’n boek, het pakt me, ik leg ‘m neer en zou ‘m bij wijze van spreken na een jaar weer kunnen lezen, want ik ben het dan al grotendeels vergeten. Ik ben geen fanaat, niet iemand die zich daar dagelijks mee bezig houdt.’
‘Nee, ha ha, ik ga niet mijn opstelling maken op basis van numerologie. Maar er is wel meer tussen hemel en aarde dan wij denken. Dat soort boeken en inzichten helpen je dat inzien.’
‘Zou ieder mens moeten streven naar zelfontplooiing?’
‘Niet ‘moet’, want ik zeg nooit ‘moet’. Ik zal altijd zeggen dat je moet doen wat je leuk vindt en waar je jezelf goed bij voelt. Dat is voor mij wat ik nu doe, werken met veel verantwoordelijkheid en plichtsbesef, gewoon uitdragen, doén! Daar zijn veel mensen van afhankelijk. En dan heb ik het niet over financieel gewin, maar over de gewone man die slecht opstaat als er niet gepresteerd is. Ik vind dat een mooie verantwoordelijkheid. Dat je iets kan bijdragen, iets doen dat mensen waarderen. Als het goed gaat ben ik nog niet eens zo tevreden over mezelf, maar tevreden omdat íedereen dat is.’
‘Wat heb jij met de schoonheid van het spel?’
‘Daar heb ik een ruime blik op. Mensen denken bij schoonheid aan een doelpunt van Bergkamp, een actie van Marco, of van andere grote spelers. Maar ik zie ook schoonheid in een gemene tackel of dat iemand even op de teen van de tegenstander gaat staan zonder dat niemand het ziet. Ik zie ook schoonheid in lijden. En in een speler die tegen zichzelf vecht en niet in de wedstrijd zit. Dat pakt je aandacht en dan kun je aan het eind van de wedstrijd zeggen, prachtig, hij heeft zichzelf erin geknokt. Of hij heeft het níet getrokken en is er onderdoor gegaan, dat is óók schoonheid. Het hóeft van mij niet allemaal ‘schoon’ te zijn, schoonheid is soms ook iets bínnen het toelaatbare van de regels doen, waardoor het resultaat beïnvloed kan worden. Dat vind ik ook iets hebben.’
‘Wat betekent winnen voor jou?’
‘Daarop word je beoordeeld door de buitenwacht. Zelf wil ik winnen als ik verdien te winnen. Het gaat om het spel. Daar begint het mee. Hoe beter het spel is, hoe meer kans om te winnen. Winnen is een uitvloeisel, meer niet. En als je er alles aan hebt gedaan, dan is verliezen niet zo erg, dan kun je er vrede mee hebben. Al blijft het een essentieel onderdeel voor de coach. Zijn functioneren hangt onder andere af van de resultaten.
‘Ik heb van kinds af het gevoel dat het mooi is om te winnen als je er recht op hebt. Ik kan niet blij worden van een wedstrijd waarin je slecht speelt maar die je toch met 1-0 wint. Met goed voetballen en een gelijk spel kan ik meer tevreden zijn. Dan krijg je wel kritiek, maar ik vind het de basis. Dan zie ik de globale lijnen, dat we goed onderweg zijn. Dus dat is op dát moment belangrijker dan winnen. Maar uiteindelijk draait het daar altijd weer om.’
‘Voedt winnen jouw ego?’
‘Nee, dat vind ik het mooie van succes, voor je het weet is het voorbij. Het is het mooie en het trieste van iets bereiken; een sportman weet gelijk dat dát moment niet meer terugkomt. Met mijn ego heeft het verder niets te maken. Dat is kortzichtig denken. Voetbal is een teamsport, dus ik heb veel mensen om me heen waar ik het hele jaar mee werk. Als we dan winnen kijk ik om me heen en denk in de eerste plaats aan al die mensen. Niet zo van: ík heb gewonnen.’
‘Als je wint, word je opgehemeld. Hoe verleidelijk is het daaraan verslaafd te raken?’
‘Totaal niet. Ik ben altijd een eenling geweest, heb me nooit laten leiden door meningen. Of het nu lof was of kritiek. Dan lijkt het dat je je afsluit voor alle kritiek, maar eigenlijk is niemand in zijn oordeel zo hard voor mij geweest als ik zelf. Aan intrinsieke motivatie heeft het mij nooit ontbroken. Maar respect voor de mening van ‘anderen’ heb ik altijd gehad. Even aanhoren, áltijd in de dialoogvorm. Daar draai ik me niet voor weg. Ik vind het niet erg als iemand wat kritisch roept. Als daar een kern van waarheid in zit, kan ik dat toegeven, daar eerlijk mee omgaan.
‘Waar ik meer moeite mee had waren complimenten. Had ik sterk gespeeld, vond ik dat zelf niet, ging ik uitvinden waarom zij het misschien goed vonden. Maar ook dat heb ik achter me gelaten.’
‘Leuk, al die aandacht?’
‘Nee, nee. Ik heb mij nooit prettig gevoeld bij massale aandacht. Maar ik ga er wel mee om. Laat ik het zo zeggen: het hoort bij de uitdaging die je aangaat. Ik heb er niet zoveel moeite meer mee, ik heb het verstopt. Je kunt zeggen dat ik door het voetbal opener ben geworden naar de buitenwereld. Naar intimi, naar de vriendenkring is er niks veranderd. Als ik in een gezelschap met vrienden zat, was ik altijd al vrij druk aanwezig. Ik houd van lol en plezier, maar dan wel met mensen waar ik mij prettig bij voel. Dat moet ik ook zoveel mogelijk wíllen en durven doen.’
‘Als jij hard moet zijn als coach, heb je daar dan moeite mee?’
‘Met geplande hardheid wel. Je hebt mensen die plannen dat, die zoeken iets om te kunnen ingrijpen. Dat vind ik vaak gespeeld, al werkt het meestal wel. Bij mij past dat niet. Ik moet hopen dat er een moment komt dat ik me écht irriteer aan iets. Als het spontaan komt, heeft het voor mij waarde. Dan doe ik het ook met kracht, heftig. Ik probeer mezelf altijd te onderdrukken, maar dan kan het er heftig uit komen. Dan is het zoals het is, dat is het moment. Maar geplande hardheid, nee.
‘Vaak hoor je, nú moet je bepaalde mensen gaan aanpakken. Lekker makkelijk denk ik dan. Het zijn meestal de mindere goden die uitgekozen worden en als voorbeeld gebruikt worden. Dat vind ik zwak, dat zou ik zwak van mezelf vinden. Dus wat dat betreft is het voor mij beter als ik me écht ergens aan irriteer. Weet je, dan komt er iets van die oude jeugdmentaliteit naar boven, het liefst zou ik dan een paar knallen uitdelen…’
‘Dat komt ‘overtuigend’ over’
‘Of het werkt of niet maakt mij niet zoveel uit. Maar ik ben dan het dichtst bij mezelf, ik neem mezelf niet in de maling. Er zijn zat mensen die een act opvoeren en daar iemand voor misbruiken. Dat heb ik altijd doorzien en ik kon het nooit zo waarderen. Maar het kan werken. Ik zeg niet dat het goed of fout is.’
‘Zijn wie je bent, weegt zwaar?’
‘Ja, maar zonder voorbij te gaan aan de wetenschap dat je verandert als mens en dat je kunt groeien. Dat je ervaringen opdoet en dat je er mee omgaat. Elke dag verander je. Niet alleen in het voetbal, maar ook privé. Gewoon door alles wat je meemaakt. Met je kinderen, je familie, je werk, noem maar op.’
‘Jouw proces van ‘veranderen’ vond publiekelijk plaats. Vervelend?’
‘Ja, maar dat is nu eenmaal zo, dat kan je niet veranderen. Voetballer zijn of als coach werken in de voetballerij geeft veel voordelen. Maar er zitten ook andere kanten aan. Daar moet je mee om kunnen gaan. Als coach hebben die ‘andere kanten’ voor mij juist een enorme impact Ik doe datgene wat ik van nature níet zou doen, aandacht vragen en krijgen. Maar het is een bewuste keuze, hoor, ik sta erachter. Ik doe dat met veel plezier.’
‘Is voetbal te belangrijk geworden in de samenleving?’
‘Nee, alleen het mediapark is enorm gegroeid. Vroeger zag je Europees één wedstrijd, nu alles. Het gaat zover dat je gefilmd wordt als je het hotel binnen komt lopen, of als je je tas van de band haalt op Schiphol. Allemaal zinloze informatie, allemaal uitvergroot. Je zag het tijdens het laatste EK. Iedere omroep heeft een filmploeg. Ik vind het een overkill aan meningen, zienswijzen en aandacht. Mensen die ooit één keer tegen een bal hebben getrapt, ex-voetballers, cabaretiers, álles en iedereen heeft er wat over te zeggen. Maar het spel op zich is niet veranderd. Voor de ware voetbalsupporter die altijd al naar het stadion ging, is de passie dezelfde gebleven.’
‘Jij bezorgde met de titel voor Barcelona veel mensen een mooie zomer van 2005’
‘Ja, dat is fijn, iets kunnen bijdragen aan het geluk van een ander. Dat is voor mij een enorme drijfveer. Je doet er hard je best voor, je wint en dan zorgt het succes ook voor blijdschap bij al die mensen die ermee naar bed gaan en ermee opstaan. Wij reden met het kampioensfeest in een open bus door de stad, stapvoets, en ik zat beneden door het glas te observeren. Ik zag de mensen naar boven kijken. Mooi. Op een gegeven moment staat daar een man van een jaar zeventig. Mooi in het pak, ouderwets, met zo’n stropdas, en die stond te klappen, heel langzaam, zachtjes, terwijl de tranen stilletjes over zijn wangen biggelden. Dat beeld vergeet ik niet snel. Ik werd er emotioneel van, was dankbaar dat ik dat mocht meemaken…’
‘Je krijgt er veel geld voor, belangrijk of niet?’
‘Ja en nee. Ik kan klinisch, koud en kil zeggen: ik krijg als trainer, alle knallen, alle klappen als het niet goed gaat, ik ben de eerste die afgerekend word, dus dat moet vergoed worden. Het gaat niet in je koude kleren zitten, het is meer dan een baan. Anderzijds worden nogal wat vakken ondergewaardeerd, ten opzichte van sport, maar dat is een marktmechanisme. Een krankzinnig mechanisme, dat wel. Kijk, wat verpleegkundigen in nachtdiensten doen. En leraren, die met kinderen het grootste goed in handen hebben. Of de bejaardenzorg. Allemaal ondergewaardeerd ten opzichte van voetbal.
‘Persoonlijk heb ik altijd gezegd dat ik geld geen leidraad vind. Het is nooit mijn drijfveer geweest. Geld maakt mij niet gelukkig. Maar ik zal nooit ontkennen dat ik goed geld verdien en verdiend heb.’
‘Als je niet gegrepen zou zijn door de ‘liefde voor de bal’, wat dan?’
‘In principe denk ik aan die ‘zweverige’ kanten. Nee, geen studie, ik had meer tijd in zelfstudie gestopt. Ik had het interessant gevonden me in te leven in hoe mensen zich voelen en hoe je dienstbaar zou kunnen zijn. Door iets te zeggen, wat te doen. Liefde voor mensen, je proberen te verdiepen. En daarnaast de muziek, hé. Ik had wel een instrument willen kunnen bespelen. Dus die twee dingen.’
‘Ben je door het lezen van ‘zweverige’ boeken gelovig geworden?’
‘Nee, ik heb altijd wel geloofd. Op christelijke scholen gezeten ook. Dus de bijbelverhalen zijn mij altijd bij blijven staan. Als klein jochie neigde ik naar iets geloven, voortvloeiend uit het onderwijs op school, maar op een gegeven moment stapte ik daar vanaf. Ik vond dat het niet klopte.
‘Ik bedoel, het geloof op zich is goed, maar door de interpretatie van mensen kom je toch weer in hokjes terecht. Dit is goed, dat niet, zoveel geloven zoveel meningsverschillen Het blijkt dat de mensheid daar moeilijk mee overweg kan.
‘Maar neem nu die oude man en mijn dankbaarheid. Wie ben ik dankbaar? Wie gunde mij dat moment? Dan zoek je het toch ergens anders. Ik had bijna het gevoel dat ik íets moest bedanken, íets doen. Je legt dan toch aardse dingen ergens anders neer. Maar hoe doe je dat met negatieve dingen? Teleurstellingen, natuurrampen, oorlogen. Natuurrampen, waarom? Goed, dat is nu eenmaal de natuur. Maar oorlogen zijn weer mensenwerk. Die kun je nooit afschuiven op het heilige geloof. Wél op de mensen die het geloof verkeerd uitvoeren en overbrengen en die hele volksstammen in hun macht houden om zo zelf bestaansrecht hebben. Wat dat betreft ben ik wars van geloof… eigenlijk tégen geloof.’
‘Als je niet oppast word je heel radicaal tegenover geloof. Maar er is weer evenwicht als je voelt dat je ‘iets’ dankbaar bent. De verantwoordelijkheid die je jezelf oplegt, leg je waarschijnlijk ook ergens anders neer. Anders doe je het niet, anders heeft het geen zin. Je probeert toch allemaal zo goed mogelijk te leven en er voor de mensen te zijn. Je moet een punt waarvan je denkt, oei, kunnen verantwoorden voor jezelf. Maar is dat voor jezelf of voor een ‘hogere macht’, noem het geloof, noem het god?’
‘Dus je gaat in Camp Nou voor de wedstrijd niet naar het kapelletje?’
‘Mensen mogen elkaar om het geloof naar het leven staan, maar als ik in de gang naar het veld dat kapelletje zie, heb ik wél acceptatie en ook respect omdat ik weet dat veel mensen daar kracht en steun uit halen. Wie ben ik om daar geen aandacht aan te besteden, dat valt mij meteen op. Ik ga er niet in, want dan zou ik mezelf verkeerd neerzetten en niet eerlijk zijn.’
‘Heb jij je in de voetballerij niet een vreemde eend in de bijt gevoeld? Veel gelijkgestemden kom je niet tegen.’
‘Zo ben ik nou eenmaal. Dit zijn ook geen zaken waar je dagelijks over praat. Als je uit de voetbalwereld komt, zit je toch in het stramien van trainen, werken en resultaat boeken. Maar met vrienden, vaak met mensen van buiten het voetbal, kan ik praten over dit soort dingen. Naast alle onzin en galgenhumor en noem maar op.’
‘Praat jij met jonge jongens in de selectie van Barcelona over zaken buiten het voetbal?’
‘Ik denk niet dat het zo werkt. Je moet door schade en schande wijs worden. Zij zijn meer gebaat bij duidelijke opdrachten hoe ze moeten functioneren in het veld, dan bij filosofische gesprekken. Dat leidt alleen maar af. Dat werkt niet. Maar ik houd er wel rekening mee dat die gasten nog vol in ontwikkeling zijn. Ik vergeet nooit alle wedstrijden dat ik zelf niet vooruit kwam, omdat ik met iets zat. Ik meen dat snel te herkennen. Ik merk het als er wat is met iemand. Daar vraag ik naar. Maar verder is voetbal niet zweverig, meer direct. ‘
‘Wat doe je om te ontspannen?’
‘Luisteren naar muziek. Mijn rust pakken, me afsluiten voor de wereld, dat gaat mij goed af. En pielen met moderne technologie, handhelds installeren, programmatjes downloaden, daar kan ik me in verliezen.’
‘Andere sporten volg ik globaal. Mijn focus ligt op voetbal. Vroeger had ik wel wat met boksen. En nu kijk ik naar Free Fight gala’s als die op de tv zijn. Dat is dood of de gladiolen, vechten voor je leven. Ik begrijp dat veel mensen ertegen zijn en het staat ook tegenover veel zaken, maar de pure oerinstincten die ik zelf op het veld moest beteugelen komen bij Free Fight naar boven. Het gekke is dat die gasten respect voor elkaar hebben, maar in de ring elkaar willen verslaan. Er zit geen gelijkspel bij, niks verschuilen achter, directer kan niet. Het is geen passie, maar het oerinstinct dat je ziet pakt mij.’
‘Terug naar het ‘zweverige’. Leuk dat de evolutie tot de bal heeft geleid?’
‘Ja, ja, ja, ja, ja, ja. En die bal is dus eigenlijk een kleine aardbol, de vorm is gelijk, rond, en hij beweegt.’
En jouw verdere ‘evolutie’?’
‘Wat ik nu doe is een bewuste keuze. Ik ben met plezier trainer van FC Barcelona. Het is niet zo dat ik eigenlijk iets anders wil. Dan zou ik dat doen. De intrinsieke motivatie heeft het bij mij altijd gewonnen.
‘Er kan een moment komen dat ik het voor mijn ontwikkeling goed vind om wat nieuws te gaan doen. Maar voorlopig ben ik als voetbaltrainer hier nog niet klaar. Ik zit er midden in. Een draai voor mijn kanis zal ik ook nog wel krijgen, dat hoort er allemaal bij. Daar loop ik niet voor weg.
‘Je moet ook respect hebben voor wat je doet. Voetbal is een serieus spel. Het spel is plezier, maar het serieuze is wat je vertegenwoordigt. Niet erin stappen, even weg gaan en dan zomaar weer terug komen. Daarvoor respecteer ik het voetbal teveel. Bovendien blijf ik zo in de buurt van mijn passie: de bal.’