Kleine bananen waren het, damesvingers, met te veronachtzamen schillen. Het was op dat moment, april 1975, in Calcutta ‘veilig’ eten, die bananen. Eén kop thee met één scheutje verse melk had voor een dagenlange diarree gezorgd. Maar daar liepen we toch weer door de achterafstraat van het ‘riool van Azië’, waar ons hotel, het Leger des Heils, zijn domicilie had. De schillen liet ik achteloos vallen, groter kon de zooi niet worden. En toen, gekrijs, vechtende paria’s, er werd om geknokt door de ‘have nots’. Chef Salvation Army, die passeerde, lachte om mijn schrik. ‘Niets loos, mister Theo, van die schillen trekken ze soep, vandaar. Een fijne dag verder.’ Dat viel niet mee, het kostte moeite om de beelden en geluiden uit te bannen.
Aan bovenstaand voorval moet ik denken als ik op weg ga naar Museum Boerhaave om de tentoonstelling ‘Het gewichtige lichaam’ te nuttigen. Aandacht voor al dan niet opzettelijk teveel of te weinig eten en alles wat daaraan kleeft. Onderweg schiet me het zogenaamde supermodel Kate Moss te binnen, dat haar vermagerde anorexielichaam sexy vond en dat zichzelf omschreef als ‘rexy’. Haar motto: ‘niets smaakt zo goed als mager zijn.’
Volksstammen meisjes vermagerden hun lijf naar haar beeld. Ze is helaas nooit gearresteerd voor aanzetten tot zelfverminking. De straf had ik dan wel geweten: drie maanden meeleven met de armste der armen in Calcutta en dagelijks meevechten om bananenschillen.
De narigheid is van alle tijden, dus ook het negeren van de eerste levensbehoefte, eten. Dat maakt de expositie fraai duidelijk. In het prachtige bijbehorende boek worden alle hongervarianten belicht. Zo ook ‘De heilige honger’. Jezelf uithongeren als boetedoening, of om te lijden als Jezus deed. Sint-Nicolaas bijvoorbeeld liet zelf alle speculaas en marsepein onaangeroerd. Hij zou als baby zelfs twee dagen per week de borstvoeding hebben geweigerd. Ach, er werden en worden uit naam van alle geloven zoveel nonsens beweerd en kwade daden gepleegd, laat maar. De nonnen die alleen hosties aten, het zal wel.
Leuker zijn, waren de lopende middeleeuwse skeletten. In het circus, op de kermis, je had ze overal, de charlatans die hun brood verdienden met dat te laten staan. Een zijtak vormden de hongerkunstenaars in Italië. Ik kijk naar en lees over Succi, die het de heilige 40 dagen volhield zonder op te stijgen. Ineens voel ik me teveel voyeur, het onderwerp is er te ernstig voor. Dat tonen de schrijnende (gemanipuleerde) foto’s van de Duitse Yvonne Thein. Virtuele anorectische modellen als aanklacht tegen de mode-industrie, die nog steeds bijdraagt aan de overdosis vrouwen die door het ‘slankheidideaal’ de dunne grens tussen mooi en ziek overschrijden.
Wel erg blank allemaal eigenlijk die vermagerde lijven. Een zaterdagochtend in een Surinaams café in de Amsterdamse Bantammerstraat doemt op. Een volslanke negerin komt stijlvol binnen, drukt haar warme lijf tegen me aan en geeft me twee zoenen. ‘Waar heb ik dat aan te danken?’ ‘Aan het feit dat ik nu voor elke zoen van jou een biertje ga krijgen.’ ‘Lekker ding, niet’, zegt buurman. Hij ziet mijn twijfel: ‘Ik merk het al, jij bent van de mageren. Maar ik zeg je, jongen, een vrouw moet deinen.’
Als ik richting huis loop, laat ik de beelden bezinken. Fijne tentoonstelling, ga er gerust heen. Al was het maar omwille van het complete beeld. Omdat er, heel goed, ook ruimte is voor die tekst van Walter Vandereycken en Ron Deth: ‘Met andere woorden: het uiterlijk – dik of dun – heeft vaak meer te verbergen dan uit te drukken.’ Afvallen als signaal van ongeluk. Alert zijn.
Theo Bakker