De dag gaat grijs gekleed en ook het park oogt niet uitbundig. Bomen, struiken, weinig bloemen, een hangplek, middenin een vijver. Maar in niets vloekt het modale groen met de omringende arbeidershuizen. Weinig doen aan dit Kooipark, zou je zeggen. Toch repte deze krant over een vereniging die er een monument van wil maken. Dudok-elementen die bewaard moeten blijven, rozenperken, een muziektent, alles in één oogopslag te zien. Vooruit maar.
Het artikel zegt ook dat buurtbewoners tevreden meepraten over de plannen. De man met hond die ik passeer was er toen blijkbaar even niet: ‘Van de gemeente hoor je niets, nou, dan ben ik er al klaar mee. Nu zijn er ‘uitrengebieden’ voor honden, maar straks moeten ze misschien rennen binnen 10 meter. Hoe kun je een hond dat leren? Je kunt wel proberen hem in een boom te laten schijten, lukt ook niet.’ De vrouw die de klaagzang moet aanhoren geeft toe dat zoiets lastig is.
Een blonde dame reageert met Poolse tongval: ‘Gaan ze het park nóg mooier maken? Mij best.’ Waarna ze al snel schakelt naar haar uitzichtloze situatie. Ja, triest, maar daarvoor wandel ik niet in deze ooit als ‘tuinstad’ ontworpen wijk. Op weg naar De Naald ben ik. Vrouwlief kwam thuis met ‘De namen op De Naald. Verhalen achter een monument.’ Komt bij dat dit stukje verschijnt op 5 mei. De redenen voor mijn struinen door dit stadsdeel vielen samen. Toeval bestaat niet.
De bloeiende prunus zorgt voor roze plaveisel rond het gedenkteken. Het boekje schetst de levens van de namen op de plaquette. Mannen van woningbouwvereniging De Eendracht die de Tweede Wereldoorlog niet overleefden. Van oudsher was De Kooi een wijk waar socialisten en communisten woonden. Die hadden het niet op de Nazi’s, die op hun beurt de pest hadden aan deze rode buurt, waar het verzet sterk was. Een aanslag, verraad, een razzia in de nacht van 15 op 16 mei 1944, rond de dertig familieleden van gevluchte leden van de Raad van Verzet die werden afgevoerd, slechts een enkeling die terugkwam. De Kooi werd zwaar getroffen, wat jaarlijks herdacht wordt.
Laatst bezocht ik de musical ‘Soldaat van Oranje’ op vliegveld Valkenburg. ‘Als wij niets doen, wie dan?’, aan dat zinnetje moet ik denken, kijkend naar De Naald. Slechts een enkeling waagt zich aan gewapend verzet tegen agressors. Laf? Begrijpelijk? In mijn tasje zit een artikel van Harry Westerink over ‘Leiden in de Tweede Wereldoorlog’. ‘Een hoop Leidenaren bleven passief.’ ‘Rechercheurs hielpen ijverig mee joden naar concentratiekampen te sturen’, en zo door. Treurig, vast waar, maar obligaat. Leiden een laffere stad dan andere?
Ik kijk naar de helden op de gedenkplaat. Verboden gedachten wellen op. Nu weten we nog wie aan de goede kant stond. Wie ‘goed’ en wie ‘fout’ was. Zo heeft de geschiedenis na de fatale afloop voor Duitsland zichzelf geschreven. Maar wat als? Zulke gedachten moet je uitbannen. Te vers alle wonden. Daarom mocht Auke de Leeuw bij de dodenherdenking op de Dam zijn gedicht ‘Foute keuze’ niet voorlezen, omdat hij daarin oppert dat ook oud-oom Dirk, die als SS-er sneuvelde voor het verkeerde ideaal, niet vergeten mag worden. Ai. Zou je bij een herdenking van de 80-jarige oorlog, de Spaanse jongen Pablo Salazar, die voor de Leidse poorten stierf, onderhand al slachtoffer van verkeerde keuzes mogen noemen?
Als ik weg sjok, tollen zware vragen door het hoofd: ’Hoe zou de wereld er uitzien als er nooit één oorlog was gevoerd?’ Komt er ooit één definitieve wereldwijde ‘Bevrijdingsdag?’ Ik wandel langs het huis van Bep “het medium”, schuin tegenover De Naald. Ken jij die antwoorden, Bep?
Theo Bakker